Hoewel ze ooit in de vergetelheid dreigde te raken, behoort Eileen Chang nu tot de onbetwiste top van de literaire canon in China. Ook in het westen groeit de belangstelling voor haar werk. Terecht, er schrijft niemand zoals zij. Misschien komt dit doordat haar fundament rust op twee zeer verschillende literaire tradities; de Chinese en de Engelse.

Eileen Chang 1954Eileen Chang begint rond 1943 literaire faam te verwerven in Shanghai. Anders dan haar tijdgenoten schrijft ze niet expliciet over politiek, maar richt ze zich op menselijke verhoudingen. Nietsontziend weet ze de beklemming van een patriarchale maatschappij en strakke hiërarchische regels bloot te leggen. Ze is een scherp observator van haar tijd, waarin het ‘traditionele’ China en het ‘moderne’ westen met elkaar in aanraking komen. In veel verhalen speelt de wederzijdse aantrekkingskracht, maar ook het onbegrip tussen de twee culturen een rol. Ook stilistisch laat ze de twee culturen ontmoeten: ze verenigt de symbolische kracht van Chinese literatuur met de psychologische diepgang van westers proza. Dat levert fascinerende passages op, zoals hier in het korte verhaal Jasmine Tea (ik gebruik de Engelse vertaling omdat er op het moment geen Nederlandse beschikbaar is). Eileen Chang neemt ons mee in de gedachtenwereld van de jonge student Chuangqing, die het lot van zijn overleden moeder Biluo overpeinst:

As for Biluo’s life after her marriage – Chuangqing couldn’t bear to imagine it. She wasn’t a bird in a cage. A bird in a cage, when the cage is opened, can still fly away. She was a bird embroidered onto a screen – a white bird in clouds of gold stitched onto a screen of melancholy purple satin. The years passed; the bird’s feathers darkened, mildewed, and were eaten by moths, but the bird stayed on the screen even in death.

Een geborduurde vogel, vastgenaaid aan een kamerscherm – wat een verstikkend symbool voor een uitgehuwelijkte vrouw. Juist door dit te koppelen aan het veel gangbaardere beeld van een vogel in een kooi, komt de betekenis harder aan. Dit huwelijk is meer dan een gevangenis, het is een marteling. Een witte vogel – wit is in China de kleur van dood en rouw, maar ook van puurheid. Zo kan één bijvoeglijk naamwoord een extra lading geven aan het toch al mismoedige beeld. Maar vergeet niet: we zitten hier in het hoofd van Chuangqing. Dit gaat niet alleen over het ongeluk van Biluo, maar ook over de verbittering van haar zoon. Het zijn zíjn duistere gedachten, als hij zich voorstelt hoe het borduurwerk van zijn moeders leven wordt aangetast en aangevreten tot na haar dood. Omdat we door een passage als deze begrijpen hoe zijn geest werkt, begrijpen we ook meer van de manier waarop hij omgaat met zijn opiumverslaafde vader, zijn venijnige stiefmoeder en zijn ogenschijnlijk gelukkigere klasgenoten. Dit is wat aan hem vreet en wat zijn blik op zijn omgeving kleurt. Deze passage bereidt ons voor op de desastreuze spiraal die volgt.

Zo’n opvallend beeld dat blijft haken, daar is Eileen Chang ontzettend goed in. In Sealed Off kijken we samen met haar naar Lu Zongzhen, een man die met zijn warme, gevulde broodjes vastzit in een stilstaande tram:

Already he felt hungry. He loosened one corner of the paper and peeked inside. Snowy white mounds, giving off soft whiffs of sesame oil. A piece of newspaper had stuck to a bun, and gravely he peeled it away; the ink had transferred to the bun, and the writing was in reverse, as in a mirror. He pored over the words till he could make them out: ‘Obituaries…Positions Wantend….Stock Market Developments…Now Playing…” – all normal, useful expressions, though funny, somehow, seen on a bun. Eating, it seems, is serious business; it turns everything else, by way of contrast, into a joke. Lu Zongzhen thought the words looked funny, but he didn’t laugh: he was a very straightforward fellow.

Een levendige, geestige observatie, mooi uitgespeeld. Het geeft ons niet alleen het gevoel alsof we in de tram zitten (je kunt de heerlijke broodjes tijdens het lezen al bijna ruiken), we leren óók iets over de beschreven persoon. Hoe ‘very straightforward’ Lu Zongzhen is, blijkt later in het verhaal, als hij een medereizigster plompverloren als concubine vraagt. Het krantenpapiertje is ook aanleiding voor de volgende beschouwing, enkele regels later:

While Lu read his newspaper, the others did likewise. People who had newspapers read newspapers; those who didn’t have newspapers read receipts, or rules and regulations, or business cards. People who were stuck without a single scrap of printed matter read shop signs along the street. They simply had to fill this terrifying emptiness – otherwise, their brains might start working. Thinking is a painful business.

Opnieuw: wat een levendig en veelzeggend beeld. Het doet mij meteen denken aan treinreizen waarin iedereen is verdiept in z’n beeldschermpje om de tijd maar zo snel mogelijk voorbij te laten gaan, maar er is natuurlijk meer aan de hand. Denken is pijnlijk. Dat kun je in z’n algemeenheid van mensen zeggen, maar ook zeer specifiek over deze situatie. Waarom staat die tram eigenlijk stil? De stad is tijdelijk afgesloten. Waarom is de stad afgesloten? Dát wordt niet expliciet gezegd, maar de situatie speelt zich af ten tijde van de bezetting van Shanghai door de Japanners. Deze politieke realiteit is waarschijnlijk wat denken zo’n pijnlijke zaak maakt. Als die tramreizigers niet amechtig zouden vasthouden aan kranten, recepten, regels en voorschriften, bedrijfskaartjes – dan zouden ze de confrontatie aan moeten gaan met die realiteit. Een subtiele speldenprik.

Deze fragmenten zijn exemplarisch voor de manier waarop Eileen Chang haar personages in enkele beelden tot leven weet te brengen. Ze zijn deel van een rijkgeschakeerd palet: van karakters die vasthouden aan verdwijnende tradities of zich daar juist in gevangen voelen; die de moderne tijd omhelzen of daar juist het slachtoffer van zijn; die individuele keuzes maken of zich onderwerpen aan het collectief. Met dit palet weet ze de Chinese psyche van haar tijd te vangen. Haar beeldende taal is daarbij van wezenlijk belang. Het zijn de kleine schatten die je als lezer met je mee blijft dragen. Alleen al daarom is haar werk de moeite waard om te ontdekken.

Beide genoemde verhalen zijn opgenomen in Love in a Fallen City (in de vertaling van Karen S. Kingsbury, 2007).