Arthur Conan Doyle is niet de grootste auteur van de negentiende eeuw. Als ik door zijn werk blader, is er altijd wel iets waar ik om moet fronsen – een bordkartonnen bijfiguur hier, een plichtmatige dialoog daar, ergens anders een houterige plotwending. Maar met Sherlock Holmes heeft Doyle een van de meest onverwoestbare personages uit de westerse literatuur voortgebracht; die schoonheidsfoutjes vallen in het niet bij deze indrukwekkende prestatie.

Meer dan welke literaire held ook is hij een wereldwijd begrip. Talloze lezers op alle continenten hebben zijn verhalen gelezen; film- en televisiemakers, striptekenaars en game-ontwikkelaars hebben zich door hem laten inspireren. Doyle heeft het karakter van zijn held dan ook kristalhelder uitgewerkt; geniaal en rationeel, maar ook obsessief en excentriek, met een totaal gebrek aan sociale vaardigheden en worstelend met een drugsverslaving.

Doyle brengt Holmes tot leven via de altijd aandachtige, toegewijde side-kick dr. John Watson, die geen mogelijkheid onbenut laat om zijn vriend te beschrijven, te analyseren en te interpreteren. Het perspectief van Watson is Doyles sterkste wapen in het portretteren van de uitzonderlijke held.
Toch is deze slimme perspectiefkeuze alleen niet genoeg om de lezers mee te nemen. Wij moeten geloven dat Holmes ongelooflijk intelligent is, anders is hij alleen maar onuitstaanbaar arrogant. Doyle moet met het probleem geworsteld hebben: hoe werk je geloofwaardig een personage uit dat slimmer en scherpzinniger is dan jijzelf? Natuurlijk is het meest logische antwoord dat je zijn intellect laat contrasteren met de mindere goden om hem heen, maar hoe doe je dat?

I have no doubt

Het succes zou, dacht ik, wel eens kunnen liggen in het taalgebruik van Holmes. Als je de verhalen leest, merk je wel dat hij in veel dialogen het overwicht heeft. Ik was benieuwd of hier echt de vinger op te leggen was en heb daarom een deel van het omvangrijke oeuvre nader bekeken in corpus-analysetool AntConc (enorm leuk speelgoed voor taalfanaten). De boeken die ik heb gebruikt zijn samen goed voor ruim 471.000 woorden. Spelend met de N-gram tool stuitte ik op een significante vondst: in de lijst woordclusters van vier woorden staat pontificaal bovenaan: ‘I have no doubt’. Dit levert maar liefst 56 hits op. Dat is verbazingwekkend veel, voor zo’n specifieke frase. Ter vergelijk, op nummer twee in de lijst staat met 51 hits het veel breder toepasbare ‘I don’t know’.
En, om jullie ervan te overtuigen dat dit echt heel frappant is, heb ik ‘I have no doubt’ ook bekeken in een ander corpus (de extended Brown Family in CQP-web, voor de geïnteresseerden). In het subcorpus van mystery- en detectiveromans van ruim 343.000 woorden leverde ‘I have no doubt’ slechts 1 hit op. En in het bredere subcorpus van alle fictieteksten (ruim 1,7 miljoen woorden) kwam het cluster slechts 8 keer voor. 56 hits voor een betekenisvol woordcluster van vier woorden is echt een vondst!

no doubt Sherlock

Natuurlijk zou ‘I have no doubt’ gewoon een stopzinnetje van Doyle kunnen zijn, dus ben ik gedoken in de passages waarin het voorkomt. Voor een deel is het waar dat Doyle de frase heel makkelijk bij allerlei figuren in de mond legt. Maar zoals je wel kunt vermoeden, is het in verreweg de meeste gevallen Holmes zelf die de woorden uitspreekt. We komen dan bijvoorbeeld zinnen tegen als:

“Ah, that was a more daring shot, though I have no doubt that I was right.” (A Study in Scarlet)

“I shall glance into the case for you […] and I have no doubt that we shall reach some definite result.” (A Case of Identity)

“We shall soon set matters right, I have no doubt.” (The Adventure of the Speckled Band)

Hier spreekt een man die uitzonderlijk zeker van zichzelf is, ook als anderen twijfelen aan zijn (soms nogal uitzinnige) theorieën. Zie hier bijvoorbeeld hoe hij ongeduldig de twijfels van Watson van zich afschudt:

“No, no, Watson, the assassin was alone with the dead man for some time with the lamp lit. Of that I have no doubt at all.” (The Valley of Fear)

Een en al zelfverzekerdheid – dat kun je niet zeggen van de andere personages die de frase gebruiken. Watson maakt zelfs een tegengestelde indruk:

“I have no doubt that I am very stupid, but I must confess that I am unable to follow you. For example, how did you deduce that this man was intellectual?”

En ook een van de klanten van onze detective gebruikt ‘I have no doubt’ om zijn eigen stommiteit te benadrukken:

“He has been a disappointment to me, Mr. Holmes–a grievous disappointment. I have no doubt that I am myself to blame. People tell me that I have spoiled him.” (The Adventure of the Beryl Coronet).

We hebben dus aan de ene kant Holmes die niet twijfelt over zijn eigen gelijk, en aan de andere kant Watson en anderen, die niet twijfelen over hun eigen domheid.

It seems to me

Nog meer inzicht in het taalgebruik van Holmes krijg je als je het gebruik van ‘I have no doubt’ vergelijkt met het veel aarzelendere ‘It seemed to me / It seems to me’. Deze woordclusters zijn gezamenlijk goed voor 57 hits, dus net zo prominent aanwezig in de teksten als ‘I have no doubt’. Het zal geen verrassing zijn dat dit woordcluster vrijwel nooit wordt uitgesproken door Holmes, maar des te meer door mensen om hem heen. Dit is Watson, die voorzichtig een idee oppert in The Greek Interpreter:

“It seemed to me to be obvious that this Greek girl had been carried off by the young Englishman named Harold Latimer.”

Nodeloos te zeggen dat Holmes hem verbetert.
Ook een klant die met een voorzichtig ‘It seems to me’ twijfelt aan een theorie van Holmes wordt terecht gewezen:

“I don’t know much about the tariff and things of that kind,” said he, “but it seems to me we’ve got a bit off the trail so far as that note is concerned.”

Waarop Holmes zegt:

“On the contrary, I think we are particularly hot upon the trail, Sir Henry.”

‘On the contrary’ is overigens ook zo’n woordcluster dat Doyle regelmatig gebruikt om het overwicht van Holmes op de situatie weer te geven. Hier bijvoorbeeld in een scene waarin Watson en Holmes clous proberen te halen uit een hoed:

“I can see nothing,” said I, handing it back to my friend.
“On the contrary, Watson, you can see everything. You fail, however, to reason from what you see. You are too timid in drawing your inferences.”

Holmes doorziet niet alleen alles, hij zegt dat ook onbeschaamd. Zonder enige terughoudendheid wijst hij mensen op hun denkfouten en vergissingen. Doyle grijpt elke kans aan om via dialogen het intellect van Holmes scherp af te tekenen tegen zo’n beetje alle anderen in zijn omgeving. Holmes uit zich over het algemeen zelfverzekerd, rationeel en analytisch, zijn tegenspelers spreken aarzelender en emotioneler. Belangrijker misschien nog: Holmes blijkt ook vrijwel altijd gelijk te hebben, terwijl zijn tegenspelers er meestal naast zitten. Daarom moeten we als lezers ook glimlachen om dialogen als deze, waarin inspecteur Lestrade weerwoord krijgt van Holmes:

“They have been identified as her clothes, and it seemed to me that if the clothes were there the body would not be far off.”
“By the same brilliant reasoning, every man’s body is to be found in the neighbourhood of his wardrobe.”

Het maakt de wereld heerlijk eenvoudig, als iemand zo feilloos weet wat de waarheid is. De gedachte dat er iemand rondloopt met een superieur intellect, die elke situatie weet te duiden, is heel troostrijk. Dat maakt Sherlock Holmes onsterfelijk, en Arthur Conan Doyle ondanks alles toch een belangrijk auteur.

Voor iedereen die gegoogeld heeft op Sherlock vanwege de populaire BBC-serie met Benedict Cumberbatch en zo op deze site is beland: speciaal voor jullie heb ik drie transcripts van de serie in AntConc bekeken. (Scripts, overigens, die een enorme fan van de serie heel trouw heeft zitten uittikken, ongelooflijk!) Er is geen enkele ‘I have no doubt’ of ‘On the contrary’ te vinden. Ik heb het idee dat de schrijvers van de serie heel goed gekeken hebben naar de karakteropbouw van Doyle, maar in de woordclusters is dat zo op het eerste oog niet terug te vinden.