Mensen domineren gewoonlijk de pagina’s van literaire werken. Ze sturen de gebeurtenissen; ze drukken hun stempel op alles om hen heen. Maar wat nu als dat niet zo is? Wat als je beschrijft hoe mensen gestuurd wórden door de grootse natuurkrachten om hen heen? Dan krijg je een ander soort roman, die je op een andere manier laat kijken.

Er zijn volop romans waarin natuurelementen een belangrijke rol spelen, maar er zijn er weinig die de natuur zo radicaal centraal stellen dat de mens er nietig bij afsteekt. Charles-Ferdinand Ramuz, Marlen Haushofer en Olga Torkaczuk doen dat wel, ieder op hun eigen manier. De grote angst in de bergen, De wand en Jaag je ploeg over de botten van de doden spelen zich alle drie af in een dunbevolkt berglandschap, waar de seizoenen het leven dicteren. Alle drie de schrijvers trekken je dat landschap binnen, laten je voelen hoe het is als de elementen vrij spel hebben. De mensen in deze romans lopen behoedzaam rond, alert op hoe het weer, de aarde, het water, de dieren zich gedragen. Dit zijn geen Robinson Crusoe’s die menen te moeten heersen over alles waar hun oog op valt; ze zijn zich bewust van hun bescheiden, vergankelijke leven.

Zoals de titel al aangeeft, wekt die nietigheid in De grote angst in de bergen vooral angst op, in De wand ontstaat een stille acceptatie, terwijl Torkaczuk nog een stapje verder gaat: de hoofdpersoon in Jaag je ploeg over de botten van de doden staat met overgave ten dienste van de natuur. Het effect op de lezer is in alle drie de gevallen dat je doordrongen raakt van hoezeer mensen maar kleine, voorbijgaande onderdelen zijn van een veel groter geheel. Hoe je daar als lezer op reageert, zal per persoon verschillen: alle drie de schrijvers geven je de ruimte om zelf na te denken en te doorvoelen wat dat landschap met je doet. Op mij hebben de romans een geruststellend, louterend effect: een medicijn tegen zorgen over de vervuiling en vernietiging die de mens al het andere leven aandoet.

De romans stammen uit verschillende decennia en uit verschillende Europese landen, maar als je ze alle drie leest, zijn ze samen meer dan de som der delen. Aan het woord zijn drie zeer originele auteurs met een groot observatievermogen, die ieder een ander licht werpen op dezelfde levensvragen: welke invloed hebben andere mensen op de manier waarop je jouw leefomgeving beschouwt; hoe ervaar je jouw plaats in het grote geheel; wanneer voel je angst, wanneer geborgenheid?

Charles-Ferdinand Ramuz – De grote angst in de bergen

(Zwitserland, 1926, herziene versie 1941, vertaling 2019)

Er is iets noodlottigs, iets geheimzinnigs gebeurd op de verste, hoogste weiden van het Zwitserse dorp, twintig jaar geleden. Maar het gras is goed… En de jongeren hechten niet aan de verhalen… En dus gaat er een groepje herders met hun koeien naar die verre, hoge weide onder de gletsjer. Die afgelegen locatie doet iets met elk van de mannen, en als er een ziekte onder de koeien begint te woeden, slaat de ‘grote angst’ uit de titel toe. De beeldende taal van Ramuz, vol ritmische herhalingen, vangt mooi wat het landschap doet met degenen die erin wonen. Daarbij geeft hij de lezer de ruimte om zelf de gebeurtenissen te interpreteren: is het een reële samenloop van omstandigheden, of speelt er iets bovennatuurlijks? Of je nu naar het ene of naar het andere neigt: het ongenaakbare van die grootse bergen kruipt onder je huid.

…als Joseph om zich heen keek, stootte hij met zijn ogen alleen maar op stenen, altijd weer op stenen, op niets dan stenen; en altijd weer op niemand, op niets wat bewoog en niets wat zich liet horen.

Vertaald uit het Frans door Rokus Hofstede

Marlen Haushofer – De wand

(Oostenrijk, 1968, vertaling 2021)

Een vrouw wacht op haar vrienden in een afgelegen berghut. Alleen de hond verschijnt. Als ze de volgende dag op zoek gaat, blijkt er een onzichtbare wand te staan tussen haar en de rest van de wereld. Daarbuiten lijkt geen mens of dier meer in leven. Wat we lezen is haar verslag, dat ze ruim twee jaar na die noodlottige dag begint te schrijven. Die vertelconstructie is een meesterzet; het levert zowel spanning als kalmte op. Kalmte omdat de vrouw zich al heeft neergelegd bij het bestaan van de wand, en met haar kan de lezer dat ook doen. Spanning omdat ze in haar verslag door de tijd heen springt, waardoor we weten dat het dagelijkse geploeter soms wordt doorkliefd door grote gebeurtenissen. We volgen haar terwijl ze overleeft in de natuur, samen met de hond, koe en kat die ook aan deze zijde van de muur zijn beland. Dit harde bestaan maakt haar tot een andere persoon, iemand die niet lijkt op haar oude, stadse zelf.

Eens zal ik er niet meer zijn en dan zal niemand de wei meer maaien, het kreupelhout zal er opschieten en later zal het bos oprukken tot aan de wand en het land heroveren dat de mens heeft geroofd. Soms raken mijn gedachten verward en is het alsof het bos in mij wortel begint te schieten en met mijn hersenen zijn oude eeuwige gedachten begint te denken. En het bos wil niet dat de mensen terugkomen.

Tip: Als je de editie van Uitgeverij Orlando leest, lees dan het voorwoord van Marja Pruis pas nadat je de roman hebt gelezen!

Vertaald uit het Duits door Ria van Hengel

Olga Tokarczuk – Jaag je ploeg over de botten van de doden

(Polen, 2009, vertaling 2020)

Op een heuvelplateau vlakbij de Pools-Tsjechische grens staat een handvol huizen, ’s winters wonen er slechts drie mensen. Een daarvan gaat op de eerste pagina’s dood. Ook het dorp verderop heeft weinig bewoners, en dat worden er steeds minder. De eigenzinnige vertelster is op deze onherbergzame plek in haar element, ze voelt een intense verbintenis met de natuur om haar heen. Dat er opvallend veel jagers voortijdig sterven, is omdat de natuur terugvecht, zegt ze tegen iedereen die het maar horen wil. De Poolse Nobelprijswinnares Olga Tokarczuk heeft in deze roman een vertelstem gecreëerd die je niet snel vergeet.

Wanneer ik op mijn rondes over de velden en de braakliggende akkers zwierf, stelde ik me graag voor hoe alles er over een miljoen jaar uit zou zien. Zouden dezelfde planten er nog zijn? En de kleur van de lucht, zou die nog hetzelfde zijn? Of zouden de tektonische platen bewegen en zou zich hier een gordel van hoge bergen verheffen? Of zou de zee tot hier stijgen en zou er onder het trage gekabbel van de golven geen reden meer zijn om het woord ‘plaats’ te gebruiken?

Vertaald uit het Pools door Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra