Tonnus Oosterhoff heeft met zijn hertaling van de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) een waas weggepoetst, waardoor lezers het verhaal weer écht tot zich door kunnen laten dringen. Dat is wat een goede hertaler kan bereiken. Onvermijdelijk gaat er ook iets verloren, want hertalen is keuzes maken. Je leest niet meer alleen Wolff en Deken, maar óók Oosterhoff. Hoe werkt dat, en wat heb je eraan als lezer?

Als je een hertaling leest, lees je een interpretatie van de originele tekst. Het werk van een hertaler is vergelijkbaar met dat van een vertaler: beiden willen een tekst doorgeven aan een nieuw lezerspubliek. Het grootste verschil is natuurlijk dat het boek in je handen niet uit een andere taal komt, maar uit een oudere versie van je eigen taal. Dat is meteen ook wat hertalen voor sommigen omstreden maakt: zouden lezers niet, met een beetje moeite, dat oudere Nederlands kunnen begrijpen? Tja, sómmige lezers wel. Maar voor de meeste is een hertaler als tussenpersoon heel welkom. Hertalingen krijgen meestal flink wat kritiek, maar die van Sara Burgerhart door Tonnus Oosterhoff is uitzonderlijk positief ontvangen. Daarom is het een mooi voorbeeld om eens dieper in te duiken: wat doet een hertaler nu eigenlijk en waarom?

Sara Burgerhart is een heldin waar lezers van deze tijd zich makkelijk in kunnen verplaatsen: ze ontvlucht haar akelige thuissituatie en neemt haar eigen lot in handen. Wolff en Deken laten zien hoe zo’n keuze uitpakt in de achttiende eeuw, en dat verhaal is het doorgeven waard. Het is een van de twee romans die zijn opgenomen in de Canon van Nederland.

Woorden vervangen

Als je origineel en hertaling naast elkaar legt, merk je hoezeer ons woordgebruik is veranderd. Sommige woorden zijn volledig in onbruik geraakt. In brief 11 bijvoorbeeld vertelt Sara Burgerhart levendig hoe ze de dienstmeid om de tuin leidt om het huis van haar verfoeide tante te kunnen verlaten. Daar staan achtereenvolgens de woorden putten, beklappen en aan de fep in, die Oosterhoff vertaalt als pimpelen, verklikken en aan de drank. Juist als er zoveel woorden achter elkaar onbekend zijn, is het voor een hedendaagse lezer lastig om uit de context nog de verhaallijn te kunnen volgen.
Dan zijn er ook woorden waarvan de betekenis is verschoven. In brief 23 wordt over de voogd van Sara gezegd: het misselyke zelf is het uitvloeisel van zijn goed verstand, waarbij een hedendaagse lezer toch even zal denken dat zijn gedachten hem ziek maken… Oosterhoff past het aan naar: als hij soms wat knorrig overkomt, dan vloeit dat voort uit zijn heldere verstand.
Een bijzondere categorie is het Franse leenwoord; in de achttiende eeuw werd het Frans in Nederland nu eenmaal veel actiever gebruikt dan tegenwoordig. Soms kiest Oosterhoff ervoor Franse uitdrukkingen te laten staan, eventueel met het Nederlands erachter – en terecht, want het zegt iets over de tijd. Maar ook zoekt hij wel naar moderne alternatieven: vapeurs in brief 26 wordt bijvoorbeeld depressieve buien.


Frans in Majoor Frans
Truitje Bosboom-Toussaint gebruikte in haar werk veel meer Frans dan Wolff en Deken; je zou een woordenboek kunnen vullen met haar vernederlandste Franse werkwoorden; er wordt geparenteerd, gecourtiseerd, gerudoyeerd, geantiqueerd, gedisponeerd, gelegateerd, gebousculeerd, geconsigneerd, gebrouilleerd, gedelaisseerd… Gera de Bruijn, hertaler van Majoor Frans, heeft veel daarvan vervangen – of geheel weggelaten, want ze schrapte ongeveer een derde van de tekst.

Zinnen herstructureren

De gemiddelde Nederlandse zinslengte is niet meer wat het geweest is… Tegenwoordig zijn we gewend aan vrij korte zinnen, maar dat is niet altijd zo geweest. Tonnus Oosterhoff heeft zeker niet in elke zin de bijl gezet, maar waar een lezer dreigt te verdwalen in een eindeloze constructie, heeft hij ingegrepen. Van de opening van brief 12:

Zo ik niet hoopte, dat uwe ziel thans veel bedaarder is, dan zy was toen gy my uwe twee laatsten zondt, die ik, by toeval, eerst gister avond, en dus dertien dagen na dat gy die afzondt, ontfing, ik zou niet weten hoe ik die Brieven best moest beantwoorden.

maakt hij niet een, maar drie zinnen:

Ik hoop dat je ziel nu veel rustiger is dan toen je me de twee laatste brieven stuurde. Die kreeg ik toevallig pas gisteravond, dus dertien dagen nadat je ze gestuurd had. Ik hoop maar dat je gekalmeerd bent, anders zou ik niet weten hoe ik moest antwoorden.

Hier zie je goed hoeveel meerwaarde een hertaling kan hebben voor gewone lezers. Zonder de oorspronkelijke boodschap en emotie geweld aan te doen, is de leesbaarheid er een stuk op vooruit gegaan.

Uitdrukkingen aanpassen

Maar taal is zoveel meer dan sec betekenis overbrengen! Wolff en Deken geven bijvoorbeeld Sara’s akelige tante kleur door haar steeds met verkleinwoordjes te laten spreken. In de eerste zin van haar eerste brief schrijft ze: ik was zo toornigjes, zo toornigjes. Je ziet het personage meteen voor je, en Oosterhoff laat het dan ook ongemoeid. Aan het slot van de brief speelt hij daar verder mee, door het verouderde dan zullen wij spreken van herte tot herte aan te passen naar dan spreken we van hartje tot hartje. Mooi: hedendaags en toch dicht bij de oorspronkelijke schrijfstijl. Maar hij dwaalt ook wel eens verder af van het origineel, zoals in brief 45. Daar haalt Sara een uitdrukking aan die haar voogd blijkbaar regelmatig gebruikt: alle regtertjes hebben er slinkertjes. Oosterhoff vond als vervanging: elk voordeel heeft zijn nadeel.
En zo balanceert hij steeds tussen grotere en kleinere aanpassingen. In brief 147 wordt een stevig gesprek naverteld, waarbij Gy spreekt zo duister, dat men een huis vol werk heeft, om u te verstaan verandert in: Je spreekt zo duister dat je een bibliotheek nodig hebt om je te begrijpen, terwijl een spontane uitspraak van de kinderlijke Lotje, Ik heb immers geen koussen voor myn oogen, vrijwel onveranderd blijft: Ik heb toch geen kousen voor mijn ogen? Geen bekende uitdrukking, maar direct te begrijpen en passend bij het personage.

Vergeten context achterwege laten

Geene Van Merken zou u kunnen afbeelden, hoe groot myner Moeders en myne droefheid was, schrijft Sara Burgerhart in brief 5 aan haar vriendin Anna Willis over het overlijden van haar vader. Tonnus Oosterhof maakt ervan: Geen dichter kan beschrijven hoe groot mama’s verdriet was. Vóór deze keuze spreekt dat de meeste lezers waarschijnlijk niet weten waar die verwijzing op slaat. Dichteres Lucretia Wilhelmina van Merken is sinds lang nagenoeg vergeten. Lezers uit de achttiende eeuw kregen via die naam misschien een beter beeld van Sara’s karakter en van de boodschap van Wolff en Deken; maar voor een hedendaags lezer draagt die naam zonder voetnoot niets bij. Hoewel ik het snap, vind ik het toch zonde dat er met het weglaten van die naam een luikje naar de achttiende eeuw sluit. Nadenkend over die twee zinnen zo naast elkaar, vraag ik me ineens iets heel anders af: waarom is het verdriet van Sara zelf in de hertaling verdwenen?

Schrappen

Het meest omstreden middel dat een hertaler kan gebruiken: stukken tekst schrappen. De een gaat daarin wat rigoureuzer te werk dan de ander. Oosterhoff pakt het subtiel aan: geen complete passages, wel zinsdelen. In brief 5 zegt Sara bijvoorbeeld dat ze bij haar moeders ziekbed zit verstoken van lucht, dien balsem des levens, van licht, dat den geest opheft, bij Oosterhoff wordt het simpelweg zonder lucht en licht.
Dit soort kleine ingrepen levert een minder omslachtige tekst op: als Hendrik Edeling in brief 119 zijn oom schrijft, heeft hij in de hertaling zo’n veertig woorden minder nodig om ter zake te komen dan om in het origineel ter zaak te komen.

Spreektaal moderniseren

Wolff en Deken schreven heel levendig; ze wilden dat hun brievenroman las alsof het échte brieven waren. Maar wat toen levendig was, vinden wij nu soms formeel. Oosterhoff past daarom regelmatig de aanhef en afsluiting van brieven aan. Waar Cornelis Edeling zijn broer aanspreekt met Waarde Heintje!, maakt Oosterhoff daar Ha, die Heintje! van. En als de smoorverliefde Hendrik schrijft aan Myne zielsbeminde Burgerhart! doet hij dat in de hertaling aan Zielsbeminde Saartje!. Dat alles brengt de tekst naar het nu en past bij de bedoeling van de schrijfsters. Het vermindert echter ook de verschillen die Wolff en Deken tussen de personages aanbrachten. Als hartsvriendinnen Anna en Sara elkaar na een breuk weer hervinden, schrijft de altijd spontane Sara in brief 89: Waarde Willis! Victorie! Victorie! myne Vriendin is te regt. Ik heb haar weergevonden! en in de hertaling: Hoera! Lieve Willis! Hoera! Mijn vriendin is terecht! Ik heb haar teruggevonden.
Anna schrijft in brief 98 over hun verzoening: …die haar geluk vernieuwt ziet, door de herwinning eener voor myn hart en geest beide noodzakelyke vriendschap, welke nimmermeer zal gegrieft worden door… Uwe hoogachtende Anna Willis. In de hertaling wordt dat: Ik ben zo blij dat we weer contact hebben! En zal onze vriendschap nooit meer verbreken, hij betekent zoveel voor me!
Het is interessant om te zien hoe Oosterhoff bij Sara veel dichter bij het origineel is gebleven dan bij Anna. De Anna van Oosterhoff is een stuk vlotter dan die van Wolff en Deken. De Anna van nu is in haar taalgebruik naar Sara toegegroeid: ze schrijft niet meer in de derde persoon over haar gevoelens, maakt kortere zinnen en strooit met uitroeptekens.

Hertalingen zijn onderdeel van canonvorming

Zoals gezegd: hertalen is keuzes maken. En over die keuzes kun je, net als bij vertalingen, van mening verschillen. Maar als een hertaler met respect en liefde voor het origineel te werk gaat, zoals Oosterhoff, zijn die details uiteindelijk niet zo belangrijk. Waar het om gaat is dat Sara Burgerhart toegankelijk wordt voor lezers die anders nooit kennis met haar zouden maken. Het is niet realistisch om te denken dat elke potentiële geïnteresseerde lezer de tijd, het taalgevoel en het doorzettingsvermogen heeft om het origineel tot zich te nemen. Voor wie dat wel wil, blijft die gewoon beschikbaar. Een hertaling is geen vervanging, het is een nieuwe vorm. En die nieuwe vorm geeft ons zowel inzicht in het toen als in het nu. Het zegt iets over ons als lezers, welke romans we belangrijk genoeg vinden om bij ons te houden. Daarom vind ik hertalingen niet alleen nuttig, maar ook leuk en interessant. Hertalingen zijn onderdeel van canonvorming, net als verfilmingen, strips of toneelbewerkingen. Ik ben niet over alle hertalingen die ik heb gelezen even enthousiast, maar als fenomeen vind ik ze geweldig. Een duidelijk signaal dat oudere literatuur nog een plek heeft in ons midden. Kom maar op!