omslag van Het hoofdkussenboek in Nederlandse vertaling.

Ruim duizend jaar geleden zette Sei Shōnagon in Het hoofdkussenboek anekdotes en observaties op papier over haar leven aan het Japanse hof. Er zijn weinig schrijvers die in tijd en plaats zo ver van ons, Nederlandse lezers in de 21e eeuw, afstaan. Toch is het niet alleen maar alsof je in een totaal andere wereld stapt als je haar werk leest. Er is verrassend veel herkenning. Dankzij Jos Vos, die in 2018 dit werk voor het eerst rechtstreeks vanuit het Japans naar het Nederlands vertaalde, kunnen we ons spiegelen aan deze bijzondere auteur.

Sei Shōnagon was in hofdienst bij keizerin Teishi, een van de echtgenotes van keizer Ichijo in de Heian-periode. De keizer en keizerin waren beiden nog slechts tieners; Sei Shōnagon was halverwege de twintig. De levens van deze jonge mensen staan in het teken van rituelen, ceremonies, gebruiken en voorschriften – maar ook van ledigheid. Dit hofleven beschrijft Sei Shōnagon in losse fragmenten. Soms gaat ze uitgebreid in op de protocollen rond een keizerlijk feest, soms maakt ze ons deelgenoot van grapjes die worden uitgewisseld op een verveelde avond. In andere fragmenten beschrijft ze de wereld om haar heen; de natuur, de gebouwen, de objecten. Ze is een levendige, zelfverzekerde verteller, met liefde voor detail, en is daarmee een ideale gids voor ons, duizend jaar later. Sommige van de fragmenten lezen als prozagedichtjes, die ons meenemen naar die andere wereld:

[216] Als je ’s nachts bij heldere maan een rivier oversteekt, vind ik het heerlijk als het water opspat onder de hoeven van de os die de koets trekt: net versplinterend kristal!

Kenmerkend voor Het hoofdkussenboek is dat er veel lijstjes in zijn opgenomen. Van ‘bloesems’ en ‘bruggen’ bijvoorbeeld, maar ook van ‘opbeurende dingen’, ‘dingen waarvan je hart sneller gaat kloppen’ of zoiets geweldigs als ‘onbruikbare dingen die een groots verleden oproepen’. Soms blijven de opsommingen vrij kort, soms ontspinnen ze tot anekdotes, waarbij de schrijfster lustig haar eigen associatieve gedachten uitpluist. Het lijstje ‘ontmoedigende dingen’ bijvoorbeeld bevat onder meer situatieschetsen over brieven en bezoekers waarnaar wordt uitgekeken, maar die niet verschijnen. In sommige van de opsommingen zitten allerlei taalgrapjes en spitsvondigheden verborgen; vertaler Jos Vos biedt steeds een helpende hand om ze te begrijpen. Juist die eigenzinnige, soms ongrijpbare lijstjes maken Het hoofdkussenboek tot iets subliems.

Verwachtingen doorbreken

Iedere lezer begint waarschijnlijk met zekere verwachtingen aan zo’n boek; de meesten van ons hebben wel een rudimentair beeld van de klassieke Oosterse wereld. Je denkt waarschijnlijk aan strikte rangen en standen, verfijnde gewaden, wierook, bloesem, tempelbezoeken, beeldschone hofdames. En dat alles is inderdaad aanwezig in Het hoofdkussenboek, maar tegelijkertijd wordt dat clichébeeld ook flink door elkaar geschud. Op wat voor gronden is het bijvoorbeeld ooit in mijn hoofd geslopen dat Japanse hofdames vooral om hun uiterlijk werden gewaardeerd? Veel van de fragmenten draaien juist om de intellectuele souplesse van de dames. Ze gaan over de manier waarop iemand een (schriftelijke) conversatie naar een hoger plan tilt – of daar juist in faalt. Sei Shōnagon zelf wordt gewaardeerd om de talloze klassieke gedichten die ze uit haar hoofd kent, en de manier waarop ze die weet toe te passen op actuele situaties. Ze is erudiet en gevat, en daarom heeft ze status. Dat belang van poëzie in de dagelijkse omgang is fascinerend om te ontdekken, en een van de verrassingen van Het hoofdkussenboek.

Herkenning

Maar minstens zo waardevol als de ontdekkingen die je doet over zo’n totaal andere wereld, zijn de momenten van herkenning. In het lijstje ‘onuitstaanbare dingen’ schrijft Sei Shōnagon bijvoorbeeld over een mug met een ‘dun, zeurderig stemmetje’ die om je hoofd heen draait als je moe naar bed bent gegaan, en over iemand die tijdens een verhaal alvast de afloop verklapt. Wat een gevoel van verbinding met de wereldgeschiedenis geeft het om te beseffen dat zulke alledaagse dingen zo universeel en tijdloos zijn! Het is een van de redenen waarom ik dit boek zo fijn vond om te lezen. Vooral mooi zijn de momenten waarop het vreemde en het vertrouwde in een paar regels samenkomen, zoals in dit uit twee zaken bestaande lijstje:

[247] Dingen die je vertrouwen geven
Gezangen, aangeheven door een groot aantal monniken, wanneer je ziek bent.
Moed ingesproken worden als je terneergeslagen bent, door iemand van wie je echt houdt.

Dat Sei Shōnagon tot de elite van haar tijd behoorde, klinkt in veel passages door. Vaak wijdt ze uit over ‘hoe het hoort’. En dat correcte gedrag heeft alles te maken met standsverschillen. Passage 244 begint bijvoorbeeld met: ‘Ik heb een reuzehekel aan mensen die niet behoorlijk kunnen schrijven’. Verwacht vervolgens geen opvatting over literaire verfijning of over kalligrafie, nee, ze wijst vooral op hoe vertegenwoordigers uit verschillende rangen aangesproken horen te worden. Ook hoe en wanneer je bepaalde kleding hoort te dragen, houdt haar regelmatig bezig. Soms spreekt ze daarbij neerbuigend over gewone mensen, door Vos mooi vertaald als ‘het grauw’. Het geeft een bijzonder inkijkje in dat keizerrijk van lang geleden, maar tegelijkertijd… Kennen we in onze tijd niet ook individuen die zó rijk zijn, dat ze zich op geen enkele manier meer kunnen verplaatsen in anderen?

Expressieve stem

Dat Het hoofdkussenboek ons zo meeneemt in zowel ontdekking als herkenning, komt vooral doordat Sei Shōnagons ménselijkheid zo duidelijk doorklinkt. Ze is soms fijngevoelig, soms bot en neerbuigend; soms geniet ze van verheven poëzie, soms van roddels. Ze beschrijft wat ze waardeert aan bepaalde gewaden of bomen, maar ook aan het gedrag van minnaars. Je krijgt met elk fragment een beter beeld van haar expressieve persoonlijkheid. Dat is vanzelfsprekend voor een belangrijk deel te danken aan de vertaler. Juist met een boek uit zo’n andere tijd en cultuur zijn vertaalkeuzes van groot belang voor ons begrip én ons leesplezier. In de introductie legt Vos uit hoe hij enkele belangrijke afwegingen heeft gemaakt.

Canon van de wereldliteratuur

Het hoofdkussenboek is door de eeuwen heen overal ter wereld vertaald en in Japan zelf zijn veel moderne bewerkingen verschenen. Al die herinterpretaties kleuren hoe wij het origineel zien; in die zin is het moeilijk om écht iets te zeggen over Sei Shōnagon. Maar dát het origineel al meer dan duizend jaar lang aanleiding geeft tot steeds weer nieuwe uitgaven en interpretaties, zegt wel iets over de enorme kracht van dit werk. Als je bedenkt dat canonieke werken vooral levend blijven door de interactie die lezers ermee hebben, behoort Het hoofdkussenboek tot een van de grootsten.

In het lijstje ‘Middeltjes tegen afstomping’ vermeldt Sei Shōnagon ook ‘Vertellingen’. Dat geldt zeker voor dit bijzondere werk, dat ideaal is om afgestompte gedachten eens even flink door elkaar te schudden.

NB Ik las dit werk nadat ik Treinen en Kamers van Annelies Verbeke had gelezen. Een van de leukste, hartverwarmendste verhalen uit die bundel, Lijst, is geïnspireerd op Het hoofdkussenboek. Dat illustreert meteen heel mooi hoe dialoog in canonvorming werkt.