De jij-vorm slaagt zelden in verhalende literatuur. Eerste en derde persoon enkelvoud werken prima, maar de tweede persoon enkelvoud komt al snel geforceerd of volslagen belachelijk over. Ik was daarom verrast om in het debuut van de Zimbabwaanse schrijfster Petina Gappah, de verhalenbundel En Elegy For Easterly, een prachtige uitvoering van deze stijlvorm te vinden.

In het verhaal In the Heart of the Golden Triangle volgen we een vrouw die is getrouwd met een van de superrijken van Zimbabwe. De ene extravagantie volgt op de andere:

Your son was in the same class as the President’s son, before the President complained about the fees and withdrew his son to be home-schooled. Your son goes to a school that was too expensive for the President. It gives you a thrill, just to think about it.

De jij-vorm werkt hier zo goed, omdat wij, de schrijver en de lezers, in een bijna natuurlijke rol van toeschouwer vallen. Jij zit in je gouden kooi, en wij kijken naar het schouwspel. De tweede persoon enkelvoud vervult hier een heel effectieve functie, een scheiding tussen jij en wij, een scheiding die heel relevant is in een maatschappij waarin zo veel rijkdom toebehoort tot zo’n selecte groep. En tegelijkertijd doet Gappah meer, ze suggereert dat de toeschouwer deze ‘jij’ doorgrondt. Heel geraffineerd stapt ze over van een uiterlijke beschrijving naar het innerlijk van de jij. ‘It gives you a thrill, just to think of it’. Daarmee laat de verteller zien: ‘Ik kijk door jou heen’.

Dit gegeven speelt ze door het verhaal heen steeds verder uit. We zien de manifestatie van het rijke leven (met het vliegtuig naar Zuid-Afrika om boodschappen te doen), maar we zien ook de onderliggende onzekerheden en zorgen (de echtgenoot die vreemdgaat). De verteller beitelt en zaagt aan de façade die steeds meer scheuren vertoont, tot het meesterlijke slot.

Ik ga nu het slot weergeven. Ik denk dat het niets aan het leesplezier afdoet als je het slot al kent maar het verhaal nog niet. Het is geen vertelling die afhangt van ‘de ontknoping’. Maar degenen die per se het einde niet willen kennen en wel van plan zijn het verhaal te gaan lezen, klikken deze pagina nu beter weg.

You were happy to see an old school friend the other day, and you fell into each other’s arms. Your voices rang out as you cried out in happy reminiscence.
Do you remember, do you remember?
She turned to your children and said, ‘Your mother was a really good discus thrower,’ and she turned to you and said it was nice to see you Catherine, and you did not tell her that your name was not Catherine, she had confused you with someone else because you did not throw the discus at all.
‘It was the javelin,’ you say to yourself at the trafficlights. It is all you can do to stop yourself crying. ‘It was the javelin.’ High, high flew the javelin, higher, always higher. The cars behind you honk. Moments later, you turn into Glenara. You drive over three potholes, one after the other, but in the cushioned comfort of your four-by-four, you don’t feel a thing.

De zorgvuldig opgebouwde ontmaskering komt hier tot een ontknoping. De eenzaamheid, de oppervlakkigheid, de onzekerheid: alles zit in deze regels besloten. We weten nog steeds de naam van de ‘jij’ niet, we weten alleen dat ze geen Catherine heet. Jij die in tranen terugkijkt op de steeds hogere vlucht van de speer. Jij die de gaten in de weg niet voelt. De subtiele symboliek van die kleine details is van een grote schoonheid. En waar het ons, toeschouwers, mee achterlaat, is medelijden. Ondanks de maatschappelijke kloof tussen jou en ons, ondanks jouw overdadige luxe, voelen we medelijden met jou.

Het is het enige verhaal in de bundel waarin Gappah de jij-vorm toepast, het zou niet werken als ze het nog een keer zou gebruiken. Ze weet met welke middelen ze haar verhalen het beste kan vormgeven, iets waar mindere auteurs zich op stukbijten. De keuze voor de jij-vorm is niet zomaar een literaire vingeroefening of een vertoon van stilistische spierballen; het is daadwerkelijk de beste manier om dit verhaal over te brengen. Een zeldzaamheid.